In 2015 riep de dorpsraad van Ravenstein een werkgroep welzijn en zorg in het leven en benaderde een aantal potentiële trekkers. In een naburig dorp was een zorgcoöperatie actief. Was dat ook een idee voor Ravenstein?
Een van die trekkers was Evert van Schoonhoven. 'We begonnen met een goede discussie over wat voor club we wilden zijn. Met zeven mensen hebben we daarin een half jaar geïnvesteerd. We gingen uiteraard ook op bezoek bij het buurdorp. Hoe doen zij het? Wat kunnen we van hen leren? Vervolgens hebben we een visie en missie opgesteld.
Voor ons waren solidariteit en omzien naar elkaar belangrijk. We wilden een bottom-up initiatief. Als bestuur faciliteren we de initiatieven vanuit het dorp. Dat vraagt iets van je competenties en houding. We zijn nadrukkelijk allemaal actieve bewoners en geen belangrijke bestuurders. Die insteek was wezenlijk voor ons verdienmodel. En voor onze rechtsvorm. We kozen bewust voor een verenigingsstructuur. We hebben ook een coöperatieve vereniging overwogen, maar dat was niet zinvol omdat we geen ambitie hebben om te gaan ondernemen. Ook de keuze om geen subsidie aan te vragen komt daaruit voort. We willen zo onafhankelijk mogelijk zijn. De vereniging draait met zijn activiteiten op de inkomsten van de leden. Dat noemen we solidariteitsheffing, omdat lid zijn meer is dan contributie betalen. Elk lid is medeproducent, soms aanbieder en soms vrager.
Ons uitgangspunt is: iedereen die wat doet, doet het vrijwillig. Het voordeel is de intrinsieke betrokkenheid van de mensen die meedoen. Het komt echt vanuit henzelf. Als zorgcoöperatie zijn we slechts het vehikel. Mensen kunnen zich aanmelden, wij brengen vraag en aanbod bij elkaar.
Om de behoeften van bewoners te onderzoeken is in het hele dorp een grote huis-aan-huisenquête gehouden. De ingevulde enquêtes werden opgehaald door 5 à 6 mensen die veel vertrouwen genieten in Ravenstein, waaronder een een oud-schoolhoofd, een oud-politieagent en de vrouw van de oud-burgemeester. Die deden er meer dan een week over, want overal werd koffie gedronken. Er kwam meteen heel veel warmte en betrokkenheid. Wat bleek: er was heel veel aanbod en een beperkte vraag. Ik denk dat vraagverlegenheid daarbij een rol speelde.
We organiseerden een informatieavond in het gemeenschapshuis over de resultaten uit de enquête. We verwachtten 40 mensen, er kwamen er 200. Daarop hebben we mensen met gelijksoortige wensen bij elkaar gezet. Zo kregen we groepen met vervoerders, gastvrouwen en -heren, klussers, een boodschappendienst en een werkgroep communicatie. Die legden we de vraag voor: hoe zouden jullie dit vanuit onze missie en visie aanpakken? Alle groepen maakten een plan, waarna er centraal werd gerapporteerd. Hierdoor ontstond heel veel saamhorigheid en wist iedereen van elkaar wat de ander deed. Het werd the talk of the town. Rondom de ontmoetingsruimte kwamen allerlei wensen, de klussendienst ging aan de slag. Iedereen wilde het zien. Iedere groep koos een eigen woordvoerder en daar praatten wij als coöperatie mee. Op de eerste ledenvergadering kwamen bijna 200 mensen. Dit groeide later naar zo'n 400. Zo zijn we begonnen en zo loopt het nu nog steeds.'